Tabaksfabriek Gelria – Culemborg
De tabaksindustrie in Culemborg kende in het verleden een flink aantal sigaren- en tabaksfabrieken. Gelria was een middelgrote tabakskerverij en sigarenfabriek. De productie vond plaats tussen de jaren 1929 en 1960.
Pieter Dirk Saltzherr was werkzaam in de tabaksfabriek van M.Hijmans Jzn in Culemborg. Op 29 december 1927 vroeg hij de gemeente om vergunning om met de heer A.J.de Waal, procuratiehouder bij Hijmans , een tabakskerverij op te richten met een te plaatsen electromotor van 5 pk in het perceel Lange Meent 16. In 1928 verkreeg hij de vergunning en startte de tabakskerverij. Zijn vroegere werkgever Hijmans ging dat jaar failliet.
In 1933 brak er brand uit bij het naastgelegen pand van de radiocentrale van de heer Bleyberg, die oversloeg naar de tabakskerverij. Beide panden brandden volledig uit. Intussen was een stuk grond aangekocht aan de tweede Hondsteeg om een nieuwe fabriek met naastgelegen woonhuis te bouwen. In hetzelfde jaar werd goedkeuring van de gemeente verkregen en startte de bouw.
De nieuwe fabriek
De fabriek stond aan de Dahliastraat 16, later vernummerd naar het huidige Dahliastraat 30. De fabriek huisvestte een kerverij en een sigarenmakerij. Op de begane grond was aan de linkerkant het kantoor. De gekochte balen tabak werden met een steekwagen binnengebracht en opgeslagen. Ook inlandse tabak werd verwerkt, deze werd in Amerongen gekocht bij de heer Pluigers.
Achter het kantoor was de kerverij met een elektrische motor die met behulp van banden de kerfmachine en de zeefkoelmachine aandreef. In de hoek stond de eesttrommel voor het drogen van de tabak. In het midden van de betonnen vloer was een ruimte met een betonnen rand waarin de tabak gefermenteerd werd. Door de tabak op te stapelen en te besproeien ontstaat er een broeiproces waarbij de schadelijke stoffen verdwenen. Met toevoegingen werd de tabak op smaak gebracht. In de werkruimte van ongeveer 320 m2 werkten in de topjaren 20 tot 24 mensen.
De aanvoer van tabak naar de eerste verdieping en de afvoer van gerede producten verliep door middel van een handbediende lift via een luik in het plafond. De sigarenmakerij en de inpakkerij waren op de eerste etage. Daar werden de sigaren gemaakt. Voor het binnengoed van de sigaar werd ook inlandse tabak gebruikt. Het dekblad kwam uit Java of Sumatra. De z.g.n. bosjes ( binnengoed met omblad) werden in houten mallen gelegd en na droging onder de pers kregen ze hun gelijke vorm. Met de hand werd daarna het dekblad aangebracht. Er waren sigarenmallen om verschillende modellen te maken. Voordat de sigaren in dozen en kistjes werden verpakt werden ze van een sigarenbandje voorzien. Tenslotte werd een banderolle, waarop de prijs, het aantal of het gewicht stonden, op de verpakking aangebracht. In de beginjaren werden vooral sigaren gemaakt. Later kwam daar pruimtabak en shag bij. De pruimtabak werd met de hand gevuld en in puntzakjes afgewogen. Shag werd in de juiste hoeveelheid afgewogen en tot pakjes geperst.
Gevoerde tabaksmerken
Na de sluiting van de fabriek van M.Hijmans in 1928 mocht Saltzherr de naam van M.Hijmans gebruiken op zijn tabaksverpakkingen. Om klandizie te behouden heeft hij dat in eerste instantie gedaan. Later werden merken onder de naam Gelria gevoerd o.a. Activo, Gelria rooktabak, Globe shag en Gloria shag. De sigarenmerken Club en Flor de Castro werden nog in 1940 op de markt gebracht. De producten van Gelria werden in hoofdzaak aan winkels en grossiers in de omliggende plaatsen verkocht. Er was geen losse verkoop aan de fabriek en de producten waren niet landelijk verkrijgbaar.
Tijdens de oorlogsjaren werd steeds minder tabak ingevoerd. Veel tabak verwerkende fabrieken raakten daardoor in moeilijkheden. Gelria had net voor het uitbreken van de oorlog een grote partij tabak ingekocht. Tijdens de oorlogsjaren is deze tabak niet verkocht, maar geruild voor allerlei levensbehoeften. Zo is Saltzherr de oorlog doorgekomen. In 1942 stapte de heer de Waal uit de firma en ging Saltzherr als eenmanszaak verder.
De periode na 1945
Na de oorlog bloeide de fabriek weer op en werkten er een twintigtal mensen. In 1947 werd het sigarenmerk JAN van RIEBEEK gedeponeerd. De sigaren zaten in een doos van 10 stuks in cellofaan verpakt en werden zo in de handel gebracht. Vreemd genoeg is het octrooi verleend met de naam Riebeek, in plaats van Riebeeck.
Begin jaren vijftig waren er tekenen dat Gelria het moeilijk zou krijgen. De vraag naar pruimtabak werd steeds kleiner. En ook de concurrentie van de grote sigarenfabrieken kon Gelria niet aan omdat zij over de modernste machines beschikten. Saltzherr produceerde immers nog steeds met een machinepark uit de dertiger jaren. Beide oorzaken leidden tot het verval van de fabriek. Saltzherr probeerde het tij te keren door meer shag te produceren, maar het mocht niet baten.
Vanaf midden jaren 50 heeft Saltzherr een baan als boekhouder aanvaard bij een meubelfabriek omdat de productie van sigaren inmiddels was gestopt en bijna alle medewerkers vertrokken waren.
Wat er nog aan pruimtabak en shag werd geproduceerd (en nog een hand vol sigaren) is voortgezet door de laatste medewerker, de heer Van Maurik. De productie is later voortgezet door Heupink en Reinders die de tabak verpakt terug leverde aan Gelria. Die verkoopklare verpakkingen werden dan door van Maurik gesorteerd. De grote dozen gingen toen met “de bodedienst” mee en de handzame dozen en andere lichte bestellingen bracht Saltzherr zelf met de eigen auto rond. ( dat waren vooral boeren in de verre omtrek waar hij ook in de oorlog aan had verkocht) In 1964 is er aan de verkoop van pruimtabak en shag ook een einde gekomen. De laatste medewerker was de 65 jaar al gepasseerd. De machines werden als oud ijzer verkocht en het pand diende daarna kort als opslagruimte.
Saltzherr is intussen met de heren van Mourik en van Maurik (geen familie van de laatste werknemer) in 1962 de meubelfabriek EM-ES begonnen. Vanwege gezondheidsredenen heeft hij zich op 64-jarige leeftijd teruggetrokken, wel bleef hij de boekhouding verzorgen. Het pand is vanaf de oprichting tot heden in familiebezit gebleven. De huidige eigenaar Gerrit Saltzherr heeft thans (2014) het pand verhuurd aan de Stadswerkplaats. Op de 1e verdieping aan een houten dwarsbalk worden we herinnerd aan het tabaksverleden. Daar bevinden zich nog twee met de handgedrukte etiketten van de merken Glory en Globe shag.
P.S. Na hernieuwd contact met Gerrit Salzherr in 2023 werd mij medegedeeld dat het pand inmiddels verkocht is en verbouwd tot woonhuis en atelier.
Bronnen:
– Interview met Gerrit Saltzherr, zoon van Pieter Dirk Saltzherr (2014)
– Krantenarchief: www.delpher.nl
– Ad Eillebrecht e.a.: De sigarennijverheid in Culemborg (1986)
– J.Romkes: Octrooiaanvragen (1993)
– Verpakkingen uit privé collecties